Artikel

De eerste stap: ‘Ik sprak me uit over de protocollen op mijn werk’

Protocollen, richtlijnen, formulieren: ze zijn bedoeld om de zorg beter en veiliger te maken. Maar ze maken je werk er niet makkelijker op. Integendeel: ze brengen vaak een hoop werkstress met zich mee. Voor Irma de Kruijf (27), begeleider in de gehandicaptenzorg, was de grens bereikt. Ze besloot de protocollen op haar werk aan te kaarten.

Foto van Irma de Kruijf

Al tijdens haar stage vraagt Irma zich af wat het nut van sommige protocollen is. Zoals het epilepsieprotocol. Dat schrijft voor hoe je moet handelen als een bewoner een epileptische aanval krijgt. Bij de zorginstelling waar Irma dan werkt, geldt: zorgen dat de bewoner veilig ligt en zich niet bezeert. Vervolgens noodmedicatie toedienen en na een minuut een ambulance bellen.

‘Het protocol sluit niet altijd aan op de praktijk’

‘Maar we stonden altijd alleen op een groep van twaalf bewoners’, legt Irma uit. ‘Wat nu als twee bewoners een epileptische aanval kregen? Zo’n aanval kwam namelijk best vaak voor.’ Volgens het protocol moest Irma dan een collega inschakelen. Maar die had ook gewoon een groep. ‘De eerste kreeg dan hulp. De tweede moest wachten. Dat vond ik zo oneerlijk.’ 

Niet cliëntgericht

Daarnaast heeft niet elke bewoner met epilepsie hetzelfde nodig, merkt Irma. ‘Niet iedereen had dezelfde medicijnen. En bij sommige bewoners wist je: na een minuut is die weer oké. Bij anderen moest je veel sneller een ambulance bellen. Het protocol sloot dus niet aan op de praktijk.’ 

Dat geldt voor meer protocollen, richtlijnen en zorgplannen. ‘Bij grote instellingen schrijft een leidinggevende het protocol vaak. Maar diegene staat zelden zelf op de groep. Daardoor past zo’n protocol niet bij de groep. Ik geloof veel meer in individuele dan in algemene protocollen.’ 
 

Op naar een gezonde regeldruk

Tussen de 60 en 70 procent van de zorgmedewerkers vindt dat de vele regels en administratie in de zorg veel werkdruk veroorzaken. Dat blijkt uit de Monitor Gezond werken in de zorg van IZZ. Ook hebben zorgmedewerkers die een hoge regeldruk vervaren, vaker psychische en fysieke gezondheidsklachten. Gelukkig heb je voor een deel zelf invloed op de regeldruk. Wat je zelf kunt doen om de regeldruk aan te pakken? We hebben een factsheet met handige routekaart gemaakt. Die geeft jou in drie stappen handvatten om samen met je team naar een gezonde regeldruk te gaan.

Irma is op dat moment pas 16 en komt net kijken. Sommige collega’s lopen al twintig jaar rond op de locatie waar Irma werkt. ‘Daardoor durfde ik er in eerste instantie niets over te zeggen. Van sommige collega’s wist ik wel dat ze er hetzelfde over dachten, maar toch. Ik vond het spannend om zoiets aan te kaarten.’

Incident op werk

Op haar 18e maakt Irma echter een incident mee. Ze loopt geen stage meer, maar is al in dienst bij een grote instelling voor gehandicaptenzorg. Op dat moment staat Irma alleen op een groep als twee bewoners een epileptische aanval krijgen. Ze belt een collega voor hulp, maar die is druk met haar eigen groep. Dus moet Irma snel handelen. Terwijl ze noodmedicatie toedient en de ambulance belt, houdt ze de andere tien bewoners in het oog.

‘Gelukkig is het allemaal goed gekomen’, blikt ze terug. ‘Maar het was heel naar. Ik voelde me zo machteloos. Dat wilde ik niet nog eens meemaken.’ Irma besluit het incident aan te kaarten bij haar leidinggevende. En vertelt dat ze het als agendapunt in wil brengen tijdens het teamoverleg. Ze wil hem er namelijk niet mee overvallen. 

Steun van collega’s

Haar leidinggevende reageert begripvol. Ook tijdens het bredere teamoverleg erkennen collega’s dat het anders moet. Irma voelt zich gesteund. ‘Dat was fijn, je voelt je toch best kwetsbaar als je zoiets inbrengt.’ In de teamvergaderingen die volgen, komen de protocollen meerdere keren aan bod. Toch verandert er weinig. Als Irma vraagt waarom ze nog steeds alleen op de groep staat, wordt er gezegd: ‘Dat is nu eenmaal zo. We hebben geen geld voor meer personeel.’ 

Veel tijd en papierwerk

Waar Irma zich ook aan ergert, zijn de vele zorg- en ondersteuningsplannen die ze moet schrijven. Zij schrijft het plan, daarna gaat het naar de leidinggevende, vervolgens naar het team, het multidisciplinair team en dan naar de ouders van bewoners. Bij elke ronde moet Irma de feedback verwerken. ‘Dat moest ik allemaal onder werktijd doen. Soms ging er wel een halfjaar overheen voordat een plan erdoor was. Het was allemaal zo omslachtig.’
 

‘Ik ben echt geen tegenstander van protocollen, maar ze moeten wel goed doordacht zijn’

Nog geen zes maanden na het incident besluit Irma ontslag te nemen. Ze werkt nog een halfjaar bij een kleine instelling, daarna begint ze voor zichzelf. Nu heeft ze haar eigen kleinschalige zorginstelling, met 24-uurszorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast heeft ze een restaurant voor de cliënten. ‘We werken nog steeds met protocollen, maar alleen als ze echt nodig zijn. Voor epilepsieaanvallen bijvoorbeeld, en voor de brandveiligheid. Maar ook: hoe handel je als iemand overlijdt? Per bewoner hebben we daar een persoonlijk protocol voor, afgestemd op de wensen van de bewoner zelf en ouders. 

Toegankelijker en persoonlijker

Volgens Irma zijn de protocollen nu veel toegankelijker, korter en duidelijker. En worden ze altijd goedgekeurd door de zorginspectie. Alle plannen en protocollen schrijft ze samen met collega’s. ‘Daardoor worden ze breed gedragen. Het hele team heeft inspraak op wat we doen en hoe we iets doen. Ook is het veel makkelijker om terug te zoeken hoe je moet handelen, als je dat niet weet. Ik ben echt geen tegenstander van protocollen, maar ze moeten wel goed doordacht zijn.’ 

Voor de zekerheid staan er in Irma’s instelling altijd drie begeleiders op één groep. ‘Natuurlijk hebben we geluk dat we daar genoeg personeel voor hebben. Maar wat er ook gebeurt, we zijn áltijd met z’n drieën aanwezig. Ik wil veilige zorg bieden.’

Geen spijt

Irma heeft geen moment spijt gehad dat ze de protocollen heeft aangekaart. Ook al had het niet meteen effect op de organisatie, voor haar persoonlijk maakte het veel verschil. Andere zorgverleners adviseert ze dan ook: ‘Zet die eerste stap en geef het aan als je het ergens niet mee eens bent. Maar kom dan ook met een oplossing. Hoe zou jij het aanpakken? Dat stellen teamleiders op prijs. Je hoeft niet de hele organisatie op zijn kop te zetten, maar je kunt wel degelijk iets in gang zetten. Blijf niet met die frustratie zitten en kom in actie.’

Zet ook die eerste stap

Bij IZZ vinden we dat het starten van een dialoog de eerste stap is naar een gezondere en veiligere werkomgeving. En daar heb jij als medewerker ook invloed op! In de serie ‘De eerste stap’ vertellen zorgverleners hoe ze issues op de werkvloer hebben aangekaart. Zo vertelt Ad over hoe hij de combinatie van werken en mantelzorgen bespreekbaar maakte.